Cheiroglossa palmata, synonyms Ophioderma palmatum and Ophioglossum palmatum, variously known as hand fern, dwarf staghorn, or hand tongue, is an epiphytic or terrestrial fern. As an epiphyte it grows in old leaf bases of the cabbage palmetto (Sabal palm).
The leaves are palmately lobed and roughly shaped like a hand. They grow up to 30 cm wide and the margins are entire (no serration). The fertile fronds are a set of small tapering sporophores that bear the spores. There are several to many at the base of each leaf blade. On the sporophores are the sporangial clusters with sporangia in two rows, all embedded in compact, linear spikes. The main areoles large, usually more than 30 mm. The pale yellowish-brown roots are dichotomous. The gametophytes are brown to white, cylindric, and repeatedly branched.
The species was first described by Carl Linnaeus in 1753, as Ophioglossum palmatum.[2] The genus Ophioglossum has been circumscribed in different ways, and Ophioglossum palmatum has been placed in the genus Ophioderma as well as Cheiroglossa.[3] The Pteridophyte Phylogeny Group classification of 2016 (PPG I) uses Cheiroglossa.[4] Whatever the genus, the species is placed in the family Ophioglossaceae of the order Ophioglossales.[4]
This plant is found worldwide, but in the United States, it is restricted to the far southeast, primarily Florida. It has become rare in Florida due to overcollecting and extensive drainage of natural wetlands from development and water diversion projects. It is reported to not survive cultivation.
Cheiroglossa palmata, synonyms Ophioderma palmatum and Ophioglossum palmatum, variously known as hand fern, dwarf staghorn, or hand tongue, is an epiphytic or terrestrial fern. As an epiphyte it grows in old leaf bases of the cabbage palmetto (Sabal palm).
Cheiroglossa palmata is een varen uit de addertongfamilie (Ophioglossaceae). De soort is zeldzaam, maar wijd verspreid in tropische delen van Noord-, Midden- en Zuid-Amerika, Afrika en Zuidoost-Azië.
Cheiroglossa palmata is anders dan de meeste Ophioglossales, een epifytische varen die vooral in palmen groeit.
De botanische naam Cheiroglossa is een samenstelling van Oudgrieks χείρ, cheir (hand) en γλῶσσα, glōssa (tong), naar de handvormig gelobde trofofoor. De soortaanduiding palmata betekent 'lijkend op een palm (van een hand)', en slaat eveneens op de vorm van het blad.
Cheiroglossa palmata is een epifytische varen met dunne, vertakte wortels die in humus of onder de bladbasis van de palm wortelen. Elke plant bestaat uit twee componenten, een gesteelde, onvruchtbare, bladvormige trofofoor en meerdere (tot tien) vruchtbare sporoforen, die ingeplant zijn op de bladsteel of aan de basis van het steriele blad.
De trofofoor is tot 45 cm lang, stevig, glanzend groen, gesteeld, breed wigvormig, handdelig ingesneden met tot 7 ellips- tot lijnvormige lobben met spitse top en grove, netvormige nerven. De bladsteel is tot 1,5 cm dik, tot tweemaal langer dan het blad, dun en afhangend, aan de top dicht bezet met lichte haren.
De sporoforen zijn kort gesteelde, ongedeelde lancet- tot lijnvormige sporenaren, de sporenhoopjes in twee rijen gescheiden door een diepe gleuf.
Cheiroglossa palmata is een epifytische plant die vooral groeit op de stam van de palm Serenoa repens en voorkomt in moerassen en moerasbossen (hammocks).
De soort heeft een groot verspreidingsgebied, vooral in tropische streken van Noord-Amerika (Florida, Mexico, de Caraïben), Midden- en Zuid-Amerika. Verder op Madagaskar, de Seychellen en Reunion, en in Vietnam.
Bronnen, noten en/of referentiesCheiroglossa palmata is een varen uit de addertongfamilie (Ophioglossaceae). De soort is zeldzaam, maar wijd verspreid in tropische delen van Noord-, Midden- en Zuid-Amerika, Afrika en Zuidoost-Azië.
Cheiroglossa palmata is anders dan de meeste Ophioglossales, een epifytische varen die vooral in palmen groeit.
Cheiroglossa palmata là một loài dương xỉ trong họ Ophioglossaceae. Loài này được L. C. Presl mô tả khoa học đầu tiên năm 1845.[1]
Cheiroglossa palmata là một loài dương xỉ trong họ Ophioglossaceae. Loài này được L. C. Presl mô tả khoa học đầu tiên năm 1845.